-
1 zich ergens vestigen
zich ergens vestigens'établir qp. -
2 zich ergens vestigen
zich ergens vestigenestablish oneself, settle somewhere, take up one's residence/abode somewhereVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich ergens vestigen
-
3 zich ergens permanent vestigen
zich ergens permanent vestigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich ergens permanent vestigen
-
4 vestigen
1 [+ op][richten] fixer (sur)2 [stichten] fonder3 [neerzetten; ingang doen vinden] établir♦voorbeelden:zijn hoop op iemand vestigen • mettre son espoir en qn.de gevestigde opinie • l'opinion établiezich ergens vestigen • s'établir qp.de maatschappij is in A. gevestigd • la société a son siège à A.zich als arts vestigen • s'installer comme médecin→ link=orde orde -
5 vestigen
1 [richten] direct, focus3 [gaan wonen] settle♦voorbeelden:ik heb mijn hoop op jou gevestigd • I'm putting (all) my hopes in you2 deze zaak is in 1860 gevestigd • this business was founded/established in 18603 zich ergens vestigen • establish oneself, settle somewhere, take up one's residence/abode somewherede maatschappij is in A. gevestigd • the company has its seat/ 〈 juridisch〉is domiciled in A.zich vestigen als aannemer • set up as/establish business as a contractor -
6 nestelen
1 [het nest maken] nestII 〈wederkerend werkwoord; zich nestelen〉♦voorbeelden:1 de poes nestelde zich bij het vuur/tegen haar aan • the cat curled up in front of the fire, the cat nestled/snuggled up to herzij nestelde zich in zijn armen • she nestled in his armsbacteriën nestelen zich in kleine wondjes • bacteria lodge in small wounds -
7 nestelen
II 〈wederkerend werkwoord; zich nestelen〉1 [zich ergens vestigen] se nicher ⇒ 〈 in de armen van iemand〉 se blottir ⇒ 〈 in een stoel〉 se pelotonner♦voorbeelden: -
8 innestelen
〈wederkerend werkwoord; zich innestelen〉1 [zich ergens vestigen] become rooted/implanted2 [met betrekking tot eicel] become implanted -
9 porter ses pénates qp.
(em)porter ses pénates qp. -
10 pénates
pénates [peenaat]〈m., meervoud〉♦voorbeelden: -
11 Wohnsitz
Wohnsitz〈m.〉1 woonplaats, domicilie♦voorbeelden:mein ständiger Wohnsitz • mijn vaste woonplaatsseinen Wohnsitz irgendwo nehmen • zich ergens vestigen -
12 seinen Wohnsitz irgendwo nehmen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > seinen Wohnsitz irgendwo nehmen
-
13 settle
n. een bank met hoge leuning--------v. regelen; bijleggen; regeling treffen; bevolken; vaststellen; betalen; vestigen, koloniseren; wonen; (be)landensettle1[ setl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————settle21 gaan zitten ⇒ zich neerzetten, neerstrijken♦voorbeelden:darkness settled on the town • duisternis daalde neer op de stadsettle back in a chair • gemakkelijk gaan zitten in een stoelwe haven't yet settled in • we zijn nog niet op ordesettle for something • genoegen nemen met ietssettle into new surroundings • wennen aan een nieuwe omgevingsettle (down) to something • zich ergens op concentreren, zich ergens toe zetten→ settle down settle down/♦voorbeelden:settle with someone • rekening/schulden betalen aan iemand→ settle down settle down/2 vestigen 〈 in woonplaats, maatschappij〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 aan een goede baan helpen, aan de man/vrouw brengen7 schikken ⇒ bijleggen, tot een schikking komen8 〈 informeel〉 afrekenen met 〈 alleen figuurlijk〉 ⇒ tot zwijgen brengen, doen ophouden; betaald zetten♦voorbeelden:4 she settled her mother among the pillows • zij legde haar moeder comfortabel neer tussen de kussensshe settled herself in the chair • zij nestelde zich in haar stoel6 that settles it! • dat doet de deur dicht!settle into • zich thuis doen voelen insettle on • vastzetten op -
14 обосноваться
vgener. ergens zijn bivak opslaan, zich metterwoon vestigen, zich neerzetten, zich vestigen, zijn tabernakelen ergens opslaan (где-л.) -
15 обосноваться
vgener. ergens zijn bivak opslaan, zich metterwoon vestigen, zich neerzetten, zich vestigen, zijn tabernakelen ergens opslaan (где-л.) -
16 grab
n. greep; graai--------v. grijpen; vast pakken; kapengrab1[ græb] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 make a grab at/for something • ergens naar grijpen/graaien〈 informeel〉 up for grabs • voor het grijpen/pakken————————grab2〈 grabbed〉1 graaien ⇒ grijpen, pakken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:try to grab the attention • proberen de aandacht op zich te vestigen -
17 transplanter
-
18 permanent
permanent1♦voorbeelden:1 een permanent laten zetten • have a perm/one's hair permed————————permanent2♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉2 [duurzaam] permanently♦voorbeelden: -
19 poser
poser [poozee]1 poseren ⇒ een houding aannemen, geaffecteerd doen♦voorbeelden:1 poser à qn. • voor iemand door willen gaan, iemand na-apenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 plaatsen ⇒ aan-, op-, in-, afzetten, ergens (neer)zetten, -leggen, hangen3 stellen ⇒ aannemen, uitgaan van4 stellen ⇒ opstellen, voorleggen, opwerpen5 aanzien, grote bekendheid geven ⇒ een status geven, doen opzien naar♦voorbeelden:poser son regard sur • zijn blik vestigen opposer le décor • het decor opstellenposer une pierre • een steen metselenposer des règles • regels opstellenposer que 〈+ aantonende wijs〉 • stellen, aannemen dat4 poser sa candidature pour • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarcela pose un problème • dat levert een probleem op1 geplaatst worden ⇒ (neer)gezet, gelegd worden, (be)rusten (op)3 gesteld worden ⇒ zich voordoen, opduiken4 zich voordoen (als) ⇒ zich opwerpen (tot), spelen (voor)♦voorbeelden:se poser en, en tant que • zich voordoen alsse poser comme • zich voordoen alsv1) poseren, een houding aannemen2) steunen (op)4) een tijdopname maken [foto]5) plaatsen6) stellen -
20 fasten
v. dichtgaan, sluiten; vastmaken, bevestigen, dichtdoen[ fa:sn]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastmaken ⇒ bevestigen, dichtmaken/doen♦voorbeelden:fasten the blame on • de schuld schuiven opfasten one's eyes on • de ogen vestigen op
- 1
- 2